De koolwittevlieg is 1,5 mm groot en is te herkennen aan vier grijze vlekken op de vleugels. Net als bij de andere wittevliegsoorten zijn de vleugels bedekt met een poederachtige witte was. De kop (met rode ogen) en het borststuk van de koolwittevlieg zijn donker, terwijl de gele buik bedekt is met een waslaag. Een vrouwtje kan tot 150 eieren leggen. De eieren zijn ovaal tot langwerpig van vorm en worden afgezet vanaf half mei tot in oktober. Pas gelegde eieren zijn bleekgeel waarna ze donkerder worden. Na gemiddeld twaalf dagen komen de eieren uit. Het eerste larvale stadium is het enige mobiele, onvolwassen levensstadium. De 1,5-2 mm grote larven zijn wit tot donkergeel met op de buik twee gele vlekken. Het larvale stadium duurt in totaal gemiddeld tien dagen. De harde pop (het laatste larvestadium) is geelachtig bruin. De volwassen koolwittevlieg komt via een T-opening uit de pop.

Alle stadia van de koolwittevlieg zijn een stuk groter dan kas- en tabakswittevlieg. Bovendien hebben ze een veel was-achtiger uiterlijk. De koolwittevlieg kan alleen overwinteren op een groene plant.Er zijn meestal vier tot vijf generaties per jaar, waarbij de ontwikkelingsduur van een generatie varieert van drie tot zes weken.

Schade en verspreiding Koolwittevlieg

Koolwittevlieg komt in kolonies voor op de onderkant van de bladeren. Ze zuigen in het floëem van de bladeren en scheiden de overmaat aan suikers af in de vorm van honingdauw. Op de honingdauw gaat vervolgens de roetdauwschimmel groeien waardoor de fotosynthese geremd wordt. De soort kent een wereldwijde verspreiding en komt zowel in kassen als buiten voor.